Uitspraak Raad van State over normaal maatschappelijk risico in planschade

Uitspraak Raad van State afdeling bestuursrechtspraak, 3 november 2021
ECLI:NL:RVS:2021:2402

In de uitspraak van de Raad van State van 3 november 2021 wordt het normaal maatschappelijk risico in planschaderecht gespecificeerd. Daarnaast benoemt de rechter hoe het normaal maatschappelijk risico in planschade wordt bepaald en hoe de hoogte hiervan wordt bepaald.

Gemeenten krijgen in de praktijk regelmatig verzoeken tot planschadevergoeding. Van planschade kan sprake zijn wanneer door een planologische maatregel[1] schade optreedt met als gevolg inkomensderving of waardevermindering van een onroerende zaak.[2] Hierbij geven de voorzienbaarheid van de schadeoorzaak en de mogelijkheden van de aanvrager om de schade te voorkomen of te beperken in beginsel de doorslag.[3]

Echter blijft indirecte planschade[4] dat binnen het normale maatschappelijke risico valt, volgens de wetgever deels voor rekening van de aanvrager.[5] Het normaal maatschappelijk risico is dus dat deel van de schade dat voor rekening van de aanvrager tot planschadevergoeding blijft.

Hoogtebepaling normaal maatschappelijk risico

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het normaal maatschappelijk risico minimaal 2% van de waarde van de onroerende zaken. De Afdeling heeft echter in diverse eerdere uitspraken bepaald dat een maatschappelijk risico van maximaal 5% aanvaardbaar wordt geacht en in beginsel voor rekening is van de aanvrager. Dit zorgde in de rechtspraktijk voor een grote behoefte naar verdere concretisering van het normaal maatschappelijk risico en de hoogte hiervan bij indirecte planschade.

Drempel normaal maatschappelijk risico

In deze uitspraak geeft de Afdeling bestuursrechtspraak de volgende handvatten voor het bepalen van de hoogte van het maatschappelijk risico.[6]

Indien de ontwikkeling naar haar aard en omvang binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving past en het valt onder een reeks van jaren gevoerd ruimtelijke beleid, mag het bestuursorgaan een drempel van 5 procent van de waarde van de onroerende zaak toepassen. Indien aan één van beide indicatoren maar voor een deel wordt voldaan, is het hanteren van een drempel van 4 procent in beginsel aangewezen. Indien aan één van beide indicatoren in zijn geheel niet wordt voldaan of indien aan beide indicatoren deels wordt voldaan, is het hanteren van een drempel van 3 procent in beginsel aangewezen. Indien slechts aan één van beide indicatoren voor een deel wordt voldaan, of indien aan beide indicatoren in het geheel niet wordt voldaan, is in beginsel het toepassen van het minimumforfait van 2 procent, zoals bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wro aangewezen.[7]

Overzichtsuitspraak 2016

De afdeling heeft met de uitspraak van 28 september 2016 een overzicht op de hoofdlijnen gegeven van hoe om te gaan met tegemoetkoming in planschade ex. artikel 6.1 Wro. Dit overzicht wordt niet volledig geacht, maar omvat slechts een selectie van in eerdere uitspraken neergelegde oordelen over kwesties die zich in de praktijk van het planschaderecht veelvuldig voordoen.[8]  Met de uitspraak van 3 november 2021 biedt de afdeling niet alleen een nauwkeurige opzet voor het bepalen van de hoogte van het normaal maatschappelijk risico maar ook een goede aanvulling op haar overzichtsuitspraak uit 2016.[9]

Heeft u een vraag over dit onderwerp? Dien deze dan in via onze adviesdesk.

 

[1] Planologische maatregel: Wijziging bestemmingsplan, beheersverordening of inpassingsplan.

[2] Artikel 6.1 Wro, lid 1: Burgemeester en wethouders kennen degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in het tweede lid genoemde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.

[3] Artikel 6.3 Wro.

[4] Planschade veroorzaakt door de bestemmingswijzigingsaanvraag van een derde.

[5] Artikel 6.2 Wro.

[6] ECLI:NL:RVS:2021:2402.

[7] ECLI:NL:RVS:2021:2402: R.O 7.15

[8] ECLI:NL:RVS:2016:2582; aanhef

[9] ECLI:NL:RVS:2016:2582

Jouw partner in vastgoedadvies

Deel :

Nieuwsbrief

Schrijf u nu in voor onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle ontwikkelingen binnen Metafoor Vastgoed.

Neem contact op

Telefoonnummer

088 006 6100

E-mailadres

info@metafoorvastgoed.nl