‘Het kadaster’ wordt beschouwd als dé plek waar informatie te vinden is over het eigendom vangronden en gebouwen. Maar is dat zo? En welke geschiedenis is verbonden aan het kadaster? Wat eigenlijk de oorsprong van het woord ‘kadaster’? In dit eerste deel van een tweeluik gaat rentmeester Frans Krabbendam in op het heden en (vooral) het verleden van dit instituut. In een volgend artikel wordt ingegaan op de betekenis van het kadaster voor de beroepspraktijk. Dan gaan we ook in op de verschillen tussen het kadaster en de openbare registers en op het negatieve stelsel.
Juridische grondslag van het kadaster
Artikel 16, lid 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt ‘er worden openbare registers gehouden, waarin feiten die voor de rechtstoestand van registergoederen van belang zijn, worden ingeschreven’. Vervolgens benoemt lid 2 van ditzelfde artikel dat de verdere werkwijze en uitwerking van deze openbare registers wordt geregeld bij de wet.[1] Zo geeft de Organisatiewet kadaster de grondslag voor de Dienst voor het kadaster en de openbare registers. De Dienst is een zelfstandig bestuursorgaan, gevestigd in Apeldoorn en belast met de taken die bij of krachtens de Kadasterwetzijn opgedragen.[2]
De vier doeleinden van het kadaster
De Kadasterwet regelt dus de taken (en doeleinden) van de Dienst. Zo houdt de Dienst onder andere de openbare registers, de basisregistratie kadaster en de basisregistratie topografie. Daarnaast is de Dienst verantwoordelijk voor het bevorderen van de toegankelijkheid en uitwisselbaarheid van deze gegevens.[3] De Kadasterwet[4] noemt vier doeleinden van de Dienst. Dit zijn (a) de bevordering van de rechtszekerheid ten aanzien van registergoederen, (b) de bevordering van een doelmatige geo-informatie-infrastructuur, (c) een doelmatige informatievoorziening van de overheid ten behoeve van de goede vervulling van publiekrechtelijke taken en de nakoming van wettelijke verplichtingen doorbestuursorganen, en (d) ondersteuning en bevordering van de economische activiteiten. Overigens is het goed om onderscheid te maken tussen enerzijds de openbare registers en anderzijds het kadaster. De openbare registers registreren de rechtsfeiten, terwijl het kadaster de rechten zelf registreert.[5] Dit onderscheid wordt in deel twee van deze tweeluik uitgebreider toegelicht.
Het kadaster zoals we dat nu kennen diende oorspronkelijk een beperkter doel. Daarvoor gaan we terug in de tijd.
Oorsprong en aanleiding
Het heffen van belasting op onroerend goed is een eeuwenoud fenomeen en de bijbehorende administratie vindt dus ook al lange tijd plaats. Zo kennen we uit de 18de eeuw en daarvoor verpondingsregisters, morgenboeken, zijlschotregisters en vele andere administraties waarin de opbrengst van belastingen werd opgetekend. Tot het einde van de Republiek in 1795 was belastingheffing een lokale of regionale aangelegenheid. De belastingen en tarieven varieerden per dorp en streek en er was sprake van privileges en vrijstellingen.
Aan deze verschillen kwam een eind nadat Nederland in 1798 een eenheidsstaat was geworden. Men begon toen met de invoering van een landelijke, uniforme belasting op onroerend goed. De juridische basis hiervoor werd gelegd in de Verpondingswet 1807 en in 1810 startte men met opmetingen, karteringen en het aanleggen van kohieren.[6] Een belangrijke rol in die periode was weggelegd voor Cornelis R.T. baron Krayenhoff (1758 – 1840), die werkte aan de eerste landsdekkende topografische kaart. Krayenhoff gebruikte hiervoor het systeem van de driehoeksmeting (zie in dit verband ook het artikel: Het eigendom van kerktorens: het hoe en waarom).
Na de inlijving in 1810 van het Koninkrijk Holland bij het Franse keizerrijk, werd de in Holland in opbouw zijnde kadastrale administratie afgekeurd. Er werd besloten dat de kadastrale administratie zou worden ingericht volgens de methode die daarvoor in Frankrijk al enkele jaren in gebruik was. Hiertoe werd de bestaande Franse wetgeving vertaald naar het Nederlands en als tweetalige instructie verspreid. Dit werk staat bekend als de Méthodique Verzameling der Wetten, Decreten, Reglementen, Instructiën en Decisiën, betrekkelijk het Cadaster van het Fransche Rijk (ook wel: Méthodique Verzameling). De Methodique Verzameling geeft aanwijzingen voor landmeters en ookvoor bijvoorbeeld de taxatie van ‘betimmerde’ en ‘onbetimmerde’ eigendommen (gebouwen en onbebouwde grond) en over de berekening van belastingen.
Afbeelding: Méthodique Verzameling, voorblad deel 2 en inhoudsopgave deel 1, Rozet Arnhem, fotoauteur.
Na het herstel van de onafhankelijkheid in 1813 ging men op min of meer dezelfde voeten op basis van de Methodique Verzameling verder. Op landelijk niveau werd verder gewerkt aan de Krayenhoff-kaart; deze werd in 1823 door het Topographisch Bureau van het Ministerie van Oorlog opgeleverd. Op lokaal niveau werd het grondbezit in beeld gebracht.
Het meten en karteren van percelen
Voorafgaand aan de eigenlijke meting en kartering van dat grondbezit op lokaal niveau werden eerst de gemeentegrenzen vastgelegd. Landmeters werkten daarvoor samen met ‘aanwijzers’: inwoners die de plaatselijke situatie goed kenden. Vervolgens werd het grondgebied van de gemeente in kleinere administratieve onderdelen verdeeld, de secties. Deze werden aangeduid met een hoofdletter, te beginnen met A. Daarna werden de percelen opgemeten en ingetekend, op de minuutplans, de oudste getekende kaarten van het kadaster. Elk perceel kreeg een eigen uniek nummer en dit nummer vormde de verbinding met de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel (OAT). De OAT is een register waarin voor elk perceel een reeks aan gegevens werd vastgelegd. Niet alleen de naam van de rechthebbende, maar ook het beroep, het grondgebruik en de oppervlakte. De oppervlakte werd nog genoteerd met ‘bunder’, ’roede’ en ‘el’, termen die overeenkomen met de huidige hectare, are en centiare. Ook vermelde de OAT een artikelnummer. Dit artikelnummer verwees naar de Kadastrale Legger waarin voor elke rechthebbende alle percelen bij elkaar werden gebracht. Tot slot vermeldede OAT per perceel ook de kwalititeits klasse (gerelateerd aan het grondgebruik). Aan elke klasse was een specifiek belastingtarief gekoppeld en dat gegeven in combinatie met de oppervlakte was de basis voor het bepalen van het belastbaar inkomen en daarmee voor de belastingheffing.
De OAT’s en de minuutplans vormen samen de eerste volledige administratie van het grondbezit in Nederland en bieden waardevolle informatie vooronderzoek naar de ontwikkeling van nederzettingen, het grondgebruik en de economische geschiedenis. Deze stukkenzijn voor iedereen in te zien bij de provinciale archiefinstellingen, maar zijn ook digitaal beschikbaar op de Beeldbank van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (zie: Beeldbank RCE). Interessant is ook de kaartapplicatie van HISGIS, waarmee tot op perceelniveau de kadastrale informatie uit 1832 geraadpleegd kan worden (zie: HisGIS).
Het kadaster: start en naamgeving
Na een lange voorbereiding start op 1 oktober 1832 het kadaster met toen 54 vestigingen.[7] Hoewel de kadastrale registratie in aanvang alleen werd gebruikt voor fiscale doelen lag er wel een bredere gedachte aan ten grondslag. Al in de Méthodique Verzameling werd genoemd dat het kadaster ook moest dienen ‘ter beslissing en voorkoming van grensgeschillen en ten bewijze van eigendom’.[8] Dat werd geeffectueerd met de invoering van het burgerlijk wetboek in 1838 waarin de inschrijving van eigendoms- en hypotheekakten verplicht werd gesteld.
Van Dale noemt als herkomst van het woord ‘kadaster’ niet verbazend het Franse ‘cadastre’.[9] Dit op z’n beurt zou afgeleid zijn van het Latijnse ‘Catastrum’ en het Byzantijns-Griekse ‘Katastichon’. Dat betekent lijst, en is afgeleid van ‘Kata’ (van boven naar beneden) en ‘Stichos’ (rij, gelid). Een andere verklaring is dat het woord kadaster afstamt van het Latijnse ‘Capistratum’. Dat is een Romeinse belasting gebaseerd op het bezit van onroerend goed.[10]
Van geschiedenis naar praktijk
In dit eerste deel van een tweeluik over het kadaster ging het vooral over de ontstaansgeschiedenis. Deel twee verschijnt in onze volgende nieuwsbrief. Daarin wordt ingegaan op het belang van het kadaster voor de beroepspraktijk, gaan we in op enkele juridisch relevante aspecten en doen we praktische aanbevelingen voor het gebruik.
[1] Artikel 3:16 Burgerlijk Wetboek.
[2] Artikel 2 Organisatiewet kadaster.
[3] Artikel 1a e.v. Kadasterwet.
[4] Artikel 2a Kadasterwet
[5] Asser, C. Handleiding tot de beoefening van het Nederlands burgerlijk recht, deel 3.I. Zwolle: Tjeenk Willink, 1992, nr. 414.
[6] Een kohier is een administratief stuk, een staat van in een bepaalde periode te innen belastingaanslagen.
[7] De geschiedenis van het Kadaster in vogelvlucht
[8] Artikel 1142 en 1143 Methodique Verzameling.
[9] Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal, Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, 1999.
[10] Kadaster – Wikipedia