Op 7 juni 2017 heeft Deirdre Swiers een artikel geplaatst over het arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2017, in welk arrest de Hoge Raad de mogelijkheid tot het vorderen van schadevergoeding bij verjaring van eigendom introduceerde. Hoewel de uitspraak van de Hoge Raad voor de gemeente gunstige mogelijkheden biedt, was de toepassing van de uitspraak in de praktijk nog onzeker. Inmiddels zijn er door verschillende rechtbanken vonnissen gewezen waarin de onrechtmatigde daad bij verjaring wordt toegepast. Over een aantal van deze vonnissen heeft Deirdre Swiers al eerder een artikel geschreven.
Uitspraak rechtbank Noord Holland 24 januari 2018
Deze rechtbank oordeelde in zijn arrest van 24 januari jongstleden al dat er sprake kan zijn van eigen schuld aan de zijde van de gemeente, als de gemeente ervan op de hoogte was dat de gemeentegrond op enig moment in bezit is genomen en heeft verzuimd hiertegen op te treden. Zie het artikel dat Deirdre hierover schreef.
Het bestaan van eigen schuld aan de zijde van de gemeente kan met zich meebrengen dat de rechter de vordering tot schadevergoeding niet toewijst. De rechtbank oordeelde in deze zaak wel dat er sprake was van een onrechtmatige daad, omdat de in bezit nemers wisten dat deze grond van de gemeente was. De rechtbank geeft hier echter geen gevolg aan in de vorm van een (gedeeltelijke) schadevergoeding, omdat de gemeente eigen schuld heeft aan het ontstaan van de schade.
Uitspraak rechtbank Noord Holland 30 mei 2018
Op 30 mei jongstleden deed de rechtbank Noord Holland weer een uitspraak waarin de schadevergoeding bij verjaring aan de orde kwam. De uitspraak is gepubliceerd op 11 juni 2018 en is hier te raadplegen.
In deze zaak gaat het om een geschil tussen 2 particulieren en is de gemeente geen partij. Dat neemt niet weg dat de rechter in rechtsoverweging 4.22 t/m 4.24 (zie hieronder) een interessante uitspraak doet. De rechtbank oordeelt dat niet is vast komen te staan dat de in bezit nemer een onrechtmatige daad heeft gepleegd. De voormalige grondeigenaar die zijn grond door verjaring verloren is, heeft alleen maar verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2017 en heeft niet nader onderbouwd dat de in bezit nemer ook te ‘kwader trouw’ was op het moment dat hij de grond in bezit nam. Niet is onderbouwd dat de in bezit nemer wist dat de grond eigenlijk in eigendom was van zijn buren.
Zoals bekend heeft de Hoge Raad geoordeeld dat iemand die een stuk grond in bezit neemt en houdt wetende dat deze grond van een ander is onrechtmatig handelt jegens de (voormalige) grondeigenaar. Volgens de rechtbank Noord Holland ligt het op de weg van degene die een beroep doet op de onrechtmatige daad, om aan te tonen dat er bij de in bezit nemer sprake was van kwade trouw. Nu de rechtbank van oordeel is dat niet is komen vast te staan dat de in bezit nemer te kwader trouw was en onrechtmatig heeft gehandeld, komt de rechtbank aan de vordering tot schadevergoeding niet toe.
Kopie van overwegingen:
“4.22.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de vordering van [naam 2] tot schadevergoeding in natura uit hoofde van onrechtmatige daad. [naam 2] meent dat, indien en voor zover de rechtbank de rechtbank zou menen dat de strook grond wel door bevrijdende verjaring aan [naam 1] zou toekomen, sprake is van onrechtmatig handelen van [naam 1] jegens hem en vordert alsdan schadevergoeding in de vorm van teruglevering van de strook grond op de voet van artikel 6:103 BW.
4.23.
[naam 1] betwist dat sprake is van een onrechtmatige daad. [naam 2] heeft terzake niet voldaan aan de stelplicht en daarnaast is niet voldaan aan de vereisten voor onrechtmatige daad, dan wel is sprake van eigen schuld aan de zijde van [naam 2] . Er waren (in ieder geval) twee momenten die [naam 2] een concrete aanleiding gaven om onderzoek te doen naar eventuele bezitsdaden dan wel bezitsinbreuken en de uitkomst van zijn onderzoek te melden aan [naam 1] , te weten de aankoop van de woning in 2006 en de vervanging van de schutting in 2007. Voor zover deze verweren worden gepasseerd stelt [naam 1] zich ten aanzien van de strook grond op het standpunt dat de schadevergoedingsvordering ex artikel 3:310 lid 1 BW is verjaard.
4.24.
De rechtbank is met [naam 1] van oordeel dat [naam 2] met de enkele verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad onvoldoende heeft onderbouwd dat [naam 1] , op het moment dat hij bezitter werd van de strook grond, wist dat (de rechtsvoorganger van) [naam 2] eigenaar was van de strook grond en dat met het gebruik van het stuk grond een inbreuk op het eigendomsrecht van (de rechtsvoorganger van) [naam 2] zou worden gepleegd, met andere woorden dat [naam 1] te kwader trouw was. Nu onvoldoende onderbouwd is dat het bezitsverlies van (de rechtsvoorganger van) [naam 2] [naam 1] kan worden toegerekend, is niet vast komen te staan dat het handelen van [naam 1] als onrechtmatig is te kwalificeren. Het in (voorwaardelijke) reconventie onder II gevorderde ligt derhalve voor afwijzing gereed.”.
Conclusie
De rechtbank Noord Holland geeft in zijn uitspraken invulling aan de mogelijkheid om schadevergoeding te vorderen na verlies van eigendom door verjaring. Uit deze uitspraken kan worden afgeleid dat van een onrechtmatige daad met als gevolg schadevergoeding niet vanzelfsprekend sprake is. Door de rechtbank wordt hieraan nadere eisen gesteld, bestaande uit kwade trouw aan de zijde van de in bezit nemer die door verjaring het eigendom verkrijgt en het niet bestaan van eigen schuld aan de zijde van de partij die zijn eigendom door verjaring verliest. Wij zijn benieuwd hoe de Gerechtshoven en de Hoge Raad over deze uitspraken zullen oordelen, wordt vervolgd.